De Nederlandse waterpolosters zijn voor de zesde keer Europees kampioen geworden. De ploeg van bondscoach Evangelos Doudesis was in de finale in Eindhoven met 8-7 te sterk voor titelverdediger Spanje. Bente Rogge maakte met nog zes seconden te gaan de winnende treffer. Het toernooi zou eigenlijk in Israël worden gehouden, maar vanwege de onrust in het land nam de Nederlandse waterpolobond (KNZB) de organisatie over. Bijna drieduizend toeschouwers zagen Nederland de EK-titel in extremis binnenslepen.
Voor Nederland is het de tweede grote titel op rij. Vorig jaar wonnen de vrouwen in het Japanse Fukuoka immers het WK. Ook toen was het verschil met Spanje één doelpunt: na strafworpen werd het 17-16. Beide teams bleven op het EK foutloos in hun vijf duels richting de finale. De zeges waren bijna allemaal met groot verschil, maar dat was zaterdag in het uitverkochte Pieter van den Hoogenband Zwemstadion wel anders.
Nederlandse waterpolosters winnen zesde EK-titel
Nadat Oranje in de eerste periode op 1-2 achterstand was gekomen, legde het in de tweede periode de basis voor de zege. Vier keer scoorden de vrouwen, waar Spanje daar één doelpunt tegenover zette. In het derde kwart werd het spel van Nederland onrustiger en kwam Spanje terug tot 5-5, maar Rogge zorgde er met haar veertiende goal van het toernooi voor dat Oranje met een 6-5-voorsprong aan het laatste kwart begon.
Spanje maakte nog twee keer gelijk, maar had geen antwoord meer op de 8-7 van Rogge in de laatste seconden. De bal ging via de paal net over de doellijn. De Nederlandse waterpolosters zijn nu alleen recordhouder met zes Europese titels (1985, 1987, 1989, 1993, 2018 en 2024) en dat is er één meer dan Italië. Spanje blijft op drie steken: 2014, 2020 en 2022.
Griekenland versloeg Italië met 7-6 in de strijd om de derde plaats en kwalificeerde zich zodoende voor de Olympische Spelen van komende zomer in Parijs. Nederland en Spanje waren voorafgaand aan het EK al zeker van een ticket naar Frankrijk.